De amethistspreeuw werd in 1775 beschreven door de Franse geleerde Georges-Louis Leclerc, graaf van Buffon in zijn Histoire Naturelle des Oiseaux. De spreeuw is ook bekend onder de namen violetrugspreeuw of pruimkleurige spreeuw. De latijnse naam Cinnyricinclus leucogaster is afkomstig van het Oudgriekse leukos, wat'wit' betekent, en gastēr, wat 'buik' betekent. De violetrugspreeuw is een seksueel dimorfe soort waarvan de volwassen vogels een lengte bereiken van ongeveer 18 cm. Het mannetje heeft een iriserende violette kop en rug en een witte buik. Het vrouwtje heeft een lijsterachtig uiterlijk met bruine, opvallend gestreepte bovendelen en witte, zwaar gestreepte onderkanten. Beide geslachten hebben gele irissen en zwarte snavels en poten.
De amethistspreeuw is een veelvoorkomende vogel in open bosgebieden en bosranden in de Sub-Sahara. De zeer sociale vogels leven samen in kolonies. Het dieet van de violetrugspreeuw bestaat uit vruchten, zaden, termieten en geleedpotigen. Soms jaagt hij op insecten op een manier die vergelijkbaar is met vliegenvangers. Hij voedt zich voornamelijk in het bladerdak en zoekt zelden op de grond.
De naam amethistspreeuw verwijst naar de dieppaarse kleur zoals de kwartsvariatiet. Chemisch gezien wordt de steen amthist gekleurd door ijzerverontreinigingen die in de kwarts verweven zijn. Amethystos is vermoedelijk een nimf in de Griekse mythologie die door de godin Diana in een edelsteen werd verandert om een erger lot van de god Dionysus te voorkomen. Hierna schonk de verliefde wijngod Bachus uit verdriet zijn wijn uit over de steen waardoor deze paars kleurde, wat de oorsprong van de halfedelsteen amethist verklaart. Hoewel dit verhaal op verschillende sites en in boeken circuleert, getuigt geen enkele oude bron ervan, en de oorsprong ervan is veel later dan het oude Griekenland of Rome .Mogelijk is deze mythe bedacht door de Franse dichter Rémy Belleau.